Diabetes insipidus diagnostiek

De diagnose voor diabetes insipidus wordt meestal gesteld op basis van de zogenaamde dorstproef. Bij deze proef wordt er gekeken naar de urineproductie na een periode waarin niks gedronken mag worden. Deze zal afwijkend zijn wanneer iemand diabetes insipidus heeft. Als onderdeel van de diagnose kan ook bloedonderzoek of zelfs genetisch onderzoek worden uitgevoerd. Meestal blijft het in de diagnostiek echter beperkt tot een dorstproef en eventueel bloedonderzoek.

Dorstproef bij diabetes insipidus

Tijdens de dorstproef mag de proefpersoon gedurende 6 tot 8 uur helemaal niet drinken. Met deze dorstproef kan er gekeken worden waarom er veel geplast of gedronken wordt. In principe zou de urine na 6 tot 8 niets drinken de urine geconcentreerder moeten worden. Er treedt namelijk een licht vochttekort op, en dus moet er vocht worden vastgehouden door het lichaam. Bij diabetes insipidus wordt de urine minder geconcentreerd dan men zou verwachten, omdat het mechanisme dat verantwoordelijk is voor het vasthouden van vocht (aangestuurd door ADH) niet goed werkt.

Na 6 tot 8 niet drinken stijgt de hartslag en daalt de bloeddruk meestal. Op dit moment wordt de test gestopt en wordt een kleine hoeveelheid ADH (vasopressine) geïnjecteerd. Vervolgens wordt er (wederom) gekeken naar de concentratie van verschillende stoffen in de urine, zoals natrium. Ook wordt er gekeken naar de hartslag en bloeddruk. Normaliseren al deze waardes grotendeels door de toediening van ADH, dan kan de diagnose voor diabetes insipidus gesteld worden.

Overig onderzoek diagnose diabetes insipidus

De dorstproef met bijhorend bloedonderzoek vormt de belangrijkste pijler bij de diagnose van diabetes insipidus. Eventueel kan ook op een ander moment nog een bloedonderzoek worden uitgevoerd, waarbij onder andere naar de concentraties van verschillende zouten en andere stoffen in het bloed wordt gekeken. Bovendien kan genetisch onderzoek verder uitsluitsel geven over het al dan niet aanwezig zijn van diabetes insipidus.

Diabetes insipidus is in de meeste gevallen genetisch. Het is inmiddels duidelijk waar gekeken moet worden om de afwijking aan te tonen in het DNA. Toch wordt genetisch onderzoek meestal niet uitgevoerd voor een diagnose, omdat dit erg prijzig is en bovendien niet nodig voor een accurate diagnose voor diabetes insipidus.